22 november door Karin de Ferrante

Vraag van de maand

Expert Roderik Oddens beschrijft deze maand de vraag van de maand. Roderik heeft een bouwkundige achtergrond. Omdat hij voor het Rijksvastgoedbedrijf werkt én docent energieprestatie is kent hij veel situaties. Roderik vindt het erg leuk om bij KEGO betrokken te zijn en heeft als 1e of 2e beantwoorder in het afgelopen jaar ruim 1.000 vragen voorbij zien komen.

Een interessante en veel terugkomende vraag blijft de bepaling van de specifieke interne warmtecapaciteit en hoe dit nu precies in zijn werk gaat. Mede door de vele vragen heeft KEGO ook de bevindingen doorgezet naar de Technische Commissie en de NEN met het voorstel om bij de woningbouw ook het accumulerend effect van de bovenliggende vloer/dak constructie mee te nemen. Voor de woningbouw is dit nu een generieke waarde maar ook hier speelt het verschil in constructietype (licht, zwaar, zeer zwaar) een rol. 

Een van de vele vragen die hier binnen is gekomen is de volgende: 

“Ik heb een woning uit 1886 met houten vloeren op elke verdieping behalve de vloer bij de souterrain. Dit is beton. Verder is de woning enkelsteens en is isolatie vanuit de binnenzijde mogelijk. De woning heeft geen spouw.

Ik twijfel welke warmte capaciteit ik moet nemen voor vloer en voor wand. Ik dacht zelf het volgende:

  • Vloer: licht, maar wel betonvloer bij de souterrain.
  • Wand: licht, aangezien het geen dragend metselwerk is ivm enkelsteens.

Alvast bedankt voor uw hulp”


Voor het bepalen van de specifieke interne warmtecapaciteit dienen er altijd twee stappen genomen te worden: 

  1. Bepaal of de klimatiseringszone op basis van de specifieke interne warmtecapaciteit gesplitst moet worden in twee rekenzones (Afb. J.3 Beslisschema II in bijlage J). Hierbij spelen de volgende criteria mee: 
    • Het onderlinge verschil in specifieke interne warmtecapaciteit dient groter te zijn dan een factor 3;
    • Als meer dan 80% van de klimatiseringszone dezelfde specifieke interne warmtecapaciteit heeft, hoeft er niet gesplitst te worden.
  2. Het kan voorkomen dat de klimatiseringszone niet gesplitst hoeft te worden in meerdere rekenzones. Maar er moet wel een keuze gemaakt worden voor de specifieke interne warmtecapaciteit en met de huidige software dient er één vloertype en één wandtype ingevuld te worden. 

De ingediende vraag riep bij ons de vervolgvraag op: 

Kun je het volgende toelichten:

“Verder is de woning enkelsteens en is isolatie vanuit de binnenzijde mogelijk”. 

Heb je kunnen constateren dat er voorzetwanden zijn in de woning? Of bedoel je dat deze mogelijk nog worden aangebracht? 

Indien er voorzetwanden aanwezig zijn op moment van opname, heb je door middel van kloppen en het geluid isolatie kunnen opmerken? 

Waarbij de volgende reactie kwam: 

Ik heb geen isolatie kunnen waarnemen bij de gevels. Als ik klopte dan was het gewoon steen. Ze (de bewoners) hebben ook niks aan de gevels gedaan qua isolatie. Misschien dat de toekomstige bewoners dit wel gaan doen, maar dat is nu niet het geval“.


Dit betekent dat de wanden voor de beoordeling als dragend metselwerk en daarmee als zware constructie beoordeeld worden. We komen dan op de volgende specifieke interne warmtecapaciteit uit: 

  • De begane grondvloer heeft een zeer zware constructie en de wanden een zware constructie = 450 kJ/(m²K)
  • De verdiepingen hebben lichte vloeren en zware wanden = 180 kJ/(m²K)

Stap 1 is het bepalen van het onderlinge verschil van de specifieke interne warmtecapaciteit = 450 / 180 = 2,5. Dit is kleiner dan een factor 3 dus hoeft er niet gesplitst te worden. 

Er zijn echter wel twee verschillende vloertypes. Hiervoor dient het “gewogen gemiddelde” bepaald te worden. In dit geval is 2/3 van de vloeren een lichte vloer en 1/3 van de vloer een zeer zware vloer. Het gewogen gemiddelde is hiermee een lichte vloer. 

Stel dat de verhouding tussen licht en zeer zwaar 50-50 was, dan mag een zware vloer als gewogen gemiddelde aangehouden worden. 

NB: 

  1. De klimatiseringszone mag indien wenselijk gespitst worden in twee rekenzones op basis van verschil in specifieke interne warmtecapaciteit zoals bovengenoemde casus
  2. In de detailmethodiek is het mogelijk om de specifieke interne warmtecapaciteit handmatig te berekenen middels bijlage B van de NTA 8800.

Overig nieuws

alle nieuwsberichten

Errata verschenen op de 6e druk

Op 8 april publiceerde ISSO twee errata op de verschenen 6e druk van de protocollen 82 ...

Nieuwe en gewijzigde FAQ’s

Recent voegden we weer nieuwe FAQ’s toe aan de lijst. Deze maand zijn er 4 nieuwe en ...

De vraag van de maand

Er is nog wel eens onduidelijkheid over welke warmtemeters we nu wel of niet m ...

Stichting KEGO is een initiatief van: